ECLI:NL:CRVB:2007:BB2697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor crematiekosten en draagkrachtberekening
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor de kosten van de crematie van zijn moeder, die in totaal € 2.790,-- bedroegen. Appellant diende zijn aanvraag in op 23 december 2004. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft op 10 januari 2005 bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 2.700,-- in de vorm van een geldlening. Later, op 25 oktober 2005, heeft het College het bezwaar van appellant gegrond verklaard, de geldlening verlaagd tot € 351,26 en voor het resterende bedrag de bijzondere bijstand alsnog om niet verleend. Dit besluit volgde na een herberekening van de draagkracht van appellant.
Appellant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 augustus 2006 hoger beroep ingesteld, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat bij de berekening van zijn draagkracht ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn ziektekostenverzekering, die hij moest afsluiten omdat hij niet in aanmerking kwam voor verzekering via het ziekenfonds. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen.
De Raad oordeelt dat de enige geschilpunten betrekking hebben op de vorm waarin de bijzondere bijstand van € 351,26 moet worden verstrekt. Appellant stelt dat dit bedrag om niet moet worden verleend. De Raad heeft vastgesteld dat appellant een WAO-uitkering ontvangt en een invaliditeitspensioen van het UWV, en dat zijn stelling over de ziektekostenverzekering niet onaannemelijk is. De Raad heeft het beleid van het College inzake de berekening van de draagkracht beoordeeld en geconcludeerd dat het College redelijk heeft gehandeld door de bijstand in de vorm van een lening te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van 25 oktober 2005 vernietigd voor zover het de toekenning van bijzondere bijstand van € 351,26 in de vorm van een geldlening betreft. De rechtsgevolgen van het besluit blijven echter in stand, en de gemeente Rotterdam moet het griffierecht van € 142,-- vergoeden.