tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2006, 05/6644 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Commandant Landstrijdkrachten, als rechtsopvolger van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 16 augustus 2007
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2007. Appellant is daar verschenen, bijgestaan door mr. J.P. Arts, werkzaam bij de ACOM. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.A. Groenewoud, werkzaam bij het ministerie van Defensie.
1. Waar hierna gesproken wordt van commandant wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
2.1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
2.2. Bij besluit van 5 december 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 12 augustus 2005, heeft de commandant afwijzend beslist op de aanvraag van appellant om vergoeding van de door hem betaalde makelaarscourtage voor de aankoop van een woning in Nederland in verband met zijn terugkeer uit Seedorf (Duitsland) na, op zijn verzoek verleend, vervroegd functioneel leeftijdsontslag als beroepsmilitair. Hiertoe is overwogen - kort samengevat - dat artikel 10 van het Verplaatsingskostenbesluit militairen (VKBM), in dit geval naar analogie van toepassing geacht, slechts de mogelijkheid biedt voor vergoeding van bemiddelingskosten voor het verwerven van een huurwoning, en dat aan een andersluidende, overigens niet consistente, vermelding in een voorlichtingsbrochure (“Terugwijzer, Terug naar Nederland”) geen rechten kunnen worden ontleend, zoals op de brochure bovendien uitdrukkelijk is vermeld. Onder deze omstandigheden is ook geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan de in artikel 28 van het VKBM vervatte anti-hardheidsbepaling.
3. De rechtbank heeft zich blijkens de aangevallen uitspraak met het bestreden besluit kunnen verenigen.
4. In hoger beroep heeft appellant volhard in zijn grief dat de commandant, gezien de op pagina 4 van de Terugwijzer uitdrukkelijk opgenomen vermelding dat de makelaars-courtage voor zowel een huurwoning als voor een koopwoning vergoed kan worden, heeft gehandeld in strijd met het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat eist dat gerechtvaardigde verwachtingen worden gehonoreerd.
5. De Raad overweegt naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd als volgt.
6.1. In aanmerking genomen dat het VKBM naar de letter niet ziet op (de gevolgen van) een op eigen verzoek verleend vervroegd leeftijdsontslag, acht de Raad de keuze van de commandant om hier artikel 10 - zijnde het artikel dat de meeste mogelijkheden tot het verstrekken van tegemoetkomingen biedt - naar analogie van toepassing te achten niet onjuist of onredelijk.
6.2. In genoemd artikel 10 van het VKBM is met zoveel woorden alleen, onder e, de mogelijkheid van een tegemoetkoming in de bemiddelingskosten ter verwerving van een huurwoning genoemd. Weliswaar is onder f ook nog sprake van “overige kosten”, maar de Raad is, gezien de vermelding onder e en in aanmerking genomen dat er blijkens de overige vermeldingen kennelijk naar is gestreefd om de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten zoveel mogelijk te specificeren, met de commandant van oordeel dat onder die overige kosten niet alsnog de bemiddelingskosten voor verwerving van een koopwoning zijn te brengen.
6.3. De Raad stelt verder vast dat de Terugwijzer op pagina 4 inderdaad spreekt over de makelaarskosten voor een zoek- of koopopdracht en vervolgens aangeeft: “U kunt als militair dit bedrag (makelaarscourtage) vergoed krijgen”. In hoofdstuk 4 van de Terugwijzer (pagina’s 8 en 9) is echter, onder de titel: “Wat moet u doen”, alleen sprake van (de mogelijkheid van) indiening van een rekest voor vergoeding van de kosten bij het verwerven van een huurwoning. De conclusie kan dan niet anders zijn dan dat de Terugwijzer niet ondubbelzinnig aangeeft dat aanspraak bestaat op vergoeding van makelaarskosten voor aankoop. Appellant had al hierin - daargelaten wat er is van de stelling van de commandant dat aan de Terugwijzer op zichzelf, zoals op pagina 1 daarvan ook met zoveel woorden vermeld, geen rechten kunnen worden ontleend - naar het oordeel van de Raad aanleiding moeten vinden om nadere informatie terzake in te winnen, hetgeen hij, naar ter zitting is bevestigd, niet heeft gedaan. Reeds daarom komt appellant een beroep op het zogenoemde vertrouwensbeginsel niet toe.
6.4. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6.2. is overwogen, zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de commandant niettemin, met toepassing van artikel 28 van de VKBM, tot inwilliging van de aanvraag hadden moeten brengen.
7. Op grond van het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2007.