ECLI:NL:CRVB:2007:BB2051
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en onvolkomenheden in procedure
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WAO-uitkering toe te kennen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 17 augustus 2007. Appellant was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij was opgeroepen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.A. Sowka. De Raad constateerde dat er in verschillende procedurestadia onvolkomenheden waren geconstateerd. Appellant stelde dat hij volgens verzekeringsartsen van het Uwv op de datum in geding wel 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. De Raad oordeelde dat het besluit van 15 mei 2003, waarin appellant hersteld werd verklaard, in rechte onaantastbaar was geworden. Gezien de onvolkomenheden in de procedure, besloot de Raad de aangevallen uitspraak te vernietigen en het beroep gegrond te verklaren. Het Uwv werd opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen dat recht doet aan de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van € 644,-- aan appellant voor in beroep verleende rechtsbijstand. De Raad oordeelde dat er geen andere kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter, en R.C. Stam en J. Riphagen als leden, in aanwezigheid van griffier A.C.W. Ris-van Huussen.