ECLI:NL:CRVB:2007:BB2050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering wegens inkomen en herziening WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd behandeld. Appellant ontving sinds 14 juni 1993 een WAO-uitkering, maar na een onderzoek door het Uwv naar zijn verdiensten, op basis van informatie van de Belastingdienst, werd geconcludeerd dat appellant onterecht een uitkering ontving. Het Uwv stelde het inkomen van appellant vast op basis van de gebruikelijke loonregeling, wat leidde tot een herziening van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 21 mei 2003 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant stelde in hoger beroep dat het Uwv de door de fiscus gehanteerde gebruikelijke loonregeling niet had mogen volgen en dat het Uwv de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had geschonden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het verzoek om uitstel van behandeling van het hoger beroep niet kon worden ingewilligd, omdat niet was aangetoond dat de gemachtigde van appellant niet door een andere advocaat kon worden vervangen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het Uwv de vaststelling van het inkomen van appellant op een juiste wijze had gevolgd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.