ECLI:NL:CRVB:2007:BB2039

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3620 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
  • M.S.E. Wulffraat-van Dijk
  • E. Dijt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van WAO-herbeoordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 26 april 2005 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 25 maart 2003 een WAO-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 28 juli 2004, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 8 januari 2004 ongegrond werd verklaard. De bezwaarverzekeringsarts H.E. Wonnink concludeerde dat de verzekeringsarts adequaat onderzoek had gedaan en dat de medische beperkingen van appellant voldoende waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank onderschreef het medisch oordeel van de verzekeringsartsen en oordeelde dat de door appellant ingebrachte informatie van behandelend artsen niet aantoont dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv aangenomen.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn gronden en stelt dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat. Hij verwijst naar aangeboren afwijkingen en een chronisch whiplash-syndroom, vastgesteld door een KNO-arts. De psychiater A. Smals heeft geadviseerd appellant in de WAO-situatie te houden. De bezwaarverzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen heeft in een rapport gereageerd op de medische grieven van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van de geselecteerde functies verder toegelicht.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen. De Raad concludeert dat de belasting in de geselecteerde functies, zoals telefonist en portier, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 augustus 2007, na een zitting op 27 juni 2007, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv.

Uitspraak

05/3620 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 april 2005, 04/1013 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna:Uwv).
Datum uitspraak: 8 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.W.G. Claessen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2007.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Claessen.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard.
II. OVERWEGINGEN
Appellant ontving sinds 25 maart 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling is hij op
18 november 2003 op het spreekuur gezien door de verzekeringsarts P.J.P.K. Lux. Deze heeft lichamelijk en psychisch onderzoek verricht en telefonisch informatie ingewonnen bij appellants huisarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellant weinig stresserende werkzaamheden kan verrichten, waarbij een aantal locomotore beperkingen met betrekking tot nek, schouder, armen, handen en rug in acht moeten worden genomen. Deze beperkingen zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Deze bevat beperkingen ten aanzien van het persoonlijk functioneren (voorspelbare werksituatie, geen veelvuldige storingen en onderbrekingen, geen veelvuldige deadlines en productiepieken, geen hoog handelingstempo), sociaal functioneren (afgebakende deeltaak, geen solitaire functie, niet leiding geven), dynamische handelingen (hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en muis, reiken, tillen, lichte voorwerpen hanteren, hoofdbewegingen) en statische houdingen (staan, hoofd in een bepaalde stand houden). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige een aantal functies geselecteerd die appellant zou kunnen verrichten en op basis daarvan een mate van arbeidsongeschiktheid van 31,87% berekend. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van
8 januari 2004 de WAO-uitkering met ingang van 3 februari 2004 herzien naar de klasse 25 tot 35%.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwaarprocedure heeft de bezwaarverzekeringsarts H.E. Wonnink het dossier bestudeerd, waaronder het verslag van de hoorzitting. In zijn rapport van 12 juli 2004 heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat de verzekeringsarts adequaat onderzoek heeft gedaan en ruim voldoende is meegegaan met de aanwezige klachten en medisch objectiveerbare gegevens. Dat appellant meer klachten en beperkingen ervaart dan in de FML zijn aangegeven, kan volgens de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende worden onderbouwd vanuit de bestaande medische informatie. Bij besluit van 28 juli 2004 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 8 januari 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het medisch oordeel van de verzekeringsartsen onderschreven en overwogen dat uit de door appellant in beroep overgelegde informatie van de behandelend artsen niet blijkt dat de medische beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv aangenomen. Ook de arbeidskundige beoordeling is door de rechtbank onderschreven.
In hoger beroep heeft appellant, onder herhaling van de gronden in bezwaar en beroep, gesteld dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat. Hij heeft aangeboren lichamelijke afwijkingen die in de loop van de jaren door ongevallen en slijtage zijn verergerd. Er is sprake van een chronisch whiplash-syndroom, dat onder andere is vastgesteld door de KNO-arts A. Fischer. De psychiater A. Smals acht het gecontra-indiceerd om appellant uit de WAO-situatie te halen. Voorts heeft appellant aangegeven dat de belasting in de geselecteerde functies zijn belastbaarheid op diverse punten overschrijdt. De bezwaarverzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen heeft in een rapport van 19 juli 2005 gereageerd op de medische grieven van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in rapporten van 27 juli 2005 en 17 april 2007 een nadere toelichting gegeven op de geschiktheid van de functies.
Evenmin als de rechtbank ziet de Raad aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen van appellant. Uit de stukken, waaronder de door appellant ingebrachte informatie uit de behandelend sector, blijkt weliswaar dat appellant zowel op lichamelijk als psychisch gebied de nodige klachten en handicaps heeft, maar naar het oordeel van de Raad is door de (bezwaar)verzekeringsartsen genoegzaam gemotiveerd dat daarmee in de FML voldoende rekening is gehouden. Voorts acht de Raad voldoende gemotiveerd dat de belasting in de voor de schatting gebruikte functies – telefonist, receptionist, typist (SBC-code 315120), portier, toezichthouder (SBC-code 342021) en telefonist, centralist (SBC-code 315170) – de belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de FML, niet overschrijdt.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M. Gunter.
JL