ECLI:NL:CRVB:2007:BB2039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van WAO-herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 26 april 2005 het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 25 maart 2003 een WAO-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 28 juli 2004, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 8 januari 2004 ongegrond werd verklaard. De bezwaarverzekeringsarts H.E. Wonnink concludeerde dat de verzekeringsarts adequaat onderzoek had gedaan en dat de medische beperkingen van appellant voldoende waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank onderschreef het medisch oordeel van de verzekeringsartsen en oordeelde dat de door appellant ingebrachte informatie van behandelend artsen niet aantoont dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv aangenomen.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn gronden en stelt dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat. Hij verwijst naar aangeboren afwijkingen en een chronisch whiplash-syndroom, vastgesteld door een KNO-arts. De psychiater A. Smals heeft geadviseerd appellant in de WAO-situatie te houden. De bezwaarverzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen heeft in een rapport gereageerd op de medische grieven van appellant. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van de geselecteerde functies verder toegelicht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen. De Raad concludeert dat de belasting in de geselecteerde functies, zoals telefonist en portier, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 augustus 2007, na een zitting op 27 juni 2007, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv.