ECLI:NL:CRVB:2007:BB1939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering na rugklachten en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een Ziektewet (ZW) uitkering heeft geweigerd gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, werkzaam als champignonplukker, viel op 14 maart 2003 uit met rugklachten. Na meerdere onderzoeken door de verzekeringsarts R. Bongaerts, werd appellant per 29 september 2003 niet meer arbeidsongeschikt geacht. Het Uwv bevestigde dit in een besluit van 11 september 2003, waarin werd medegedeeld dat appellant geen recht meer had op een ZW-uitkering. Appellant ging in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 4 november 2003.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de medische situatie van appellant op de datum in geding, 29 september 2003, onderzocht. De bezwaarverzekeringsarts J. Jonker concludeerde dat appellant geschikt was voor zijn werk, ondanks de rugklachten. De Raad oordeelde dat de onderzoeken en rapporten van de deskundigen, waaronder de bezwaarverzekeringsarts en de neuroloog P.R. Schiphof, zorgvuldig waren uitgevoerd. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant op de datum in geding niet in staat was om zijn werkzaamheden als champignonplukker uit te voeren.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier M.R. van der Vos en vond plaats op 15 augustus 2007. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit door de rechtbank was onderschreven en dat appellant niet had aangetoond dat hij op de datum in geding ongeschikt was voor zijn werk.