ECLI:NL:CRVB:2007:BB1926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als kinderleidster werkte, viel in 2000 uit vanwege de ziekte van Pfeiffer. Het Uwv kende haar een WAO-uitkering toe, maar na bezwaar van de werkgever werd haar mate van arbeidsongeschiktheid bijgesteld van 55-65% naar 45-55%. Appellante stelde dat haar medische situatie was verslechterd en dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend. Ze verwees naar een rapport van de zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard, waarin haar situatie werd beschreven.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op zorgvuldig medisch onderzoek. De Raad concludeerde dat de (bezwaar)verzekeringsarts de relevante medische gegevens van de huisarts en psycholoog had meegenomen in zijn beoordeling. De Raad vond geen aanleiding om de conclusies van de zenuwarts Busard te volgen, omdat deze niet gericht waren op de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om de functies van medewerker bank/kassier, schadecorrespondent en productiemedewerker textiel te vervullen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad achtte geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 15 augustus 2007, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. M. van der Bent.