ECLI:NL:CRVB:2007:BB1926

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5258 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als kinderleidster werkte, viel in 2000 uit vanwege de ziekte van Pfeiffer. Het Uwv kende haar een WAO-uitkering toe, maar na bezwaar van de werkgever werd haar mate van arbeidsongeschiktheid bijgesteld van 55-65% naar 45-55%. Appellante stelde dat haar medische situatie was verslechterd en dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend. Ze verwees naar een rapport van de zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard, waarin haar situatie werd beschreven.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op zorgvuldig medisch onderzoek. De Raad concludeerde dat de (bezwaar)verzekeringsarts de relevante medische gegevens van de huisarts en psycholoog had meegenomen in zijn beoordeling. De Raad vond geen aanleiding om de conclusies van de zenuwarts Busard te volgen, omdat deze niet gericht waren op de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om de functies van medewerker bank/kassier, schadecorrespondent en productiemedewerker textiel te vervullen.

Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad achtte geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 15 augustus 2007, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. M. van der Bent.

Uitspraak

05/5258 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 juli 2005, 04/5441 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.J.A. Aerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2007.
Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van der Bent.
II. OVERWEGINGEN
Appellante was werkzaam als kinderleidster voor 36,45 uur per week toen zij in 2000 uitviel in verband met de ziekte van Pfeiffer. Bij het einde van de wachttijd heeft het Uwv haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na bezwaar door de werkgever is het maatmanloon bijgesteld en is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 45 tot 55%.
In het kader van een herbeoordeling heeft een verzekeringsarts in april 2004 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld en is na arbeidskundig onderzoek de arbeidsongeschiktheidsklasse bepaald op 35 tot 45%. Bij besluit van
3 augustus 2004 is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante dienovereenkomstig vastgesteld.
Bij besluit van 3 december 2004 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van
3 augustus 2004 gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid weer vastgesteld op 45 tot 55%.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische situatie aanzienlijk is verslechterd. Zij is van mening dat haar beperkingen onvoldoende zijn erkend c.q. onderkend. Zij acht zich niet in staat duurzaam arbeid te verrichten en beroept zich daarbij op een in eerste aanleg ingebracht rapport van de zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard van 19 mei 2005.
De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit berust op zorgvuldig medisch onderzoek. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft informatie van de huisarts en de behandelend psycholoog bij zijn oordeel betrokken. De Raad ziet in de beschikbare medische gegevens geen grond te oordelen dat de (bezwaar)verzekeringsarts de beperkingen van appellante heeft onderschat. Aan het rapport van Busard kan de Raad niet die betekenis toekennen die appellante daaraan geeft. In dat verband merkt de Raad op dat de vraagstelling van appellantes gemachtigde aan Busard niet was gericht op de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding. De conclusies van deze zenuwarts, voor zover die al zouden kunnen worden gevolgd, hebben dan ook slechts betrekking op de medische situatie van appellante ten tijde van zijn onderzoek in 2005 en kunnen reeds daarom in het onderhavige geding geen rol spelen.
Naar het oordeel van de Raad moet appellante met haar beperkingen in staat worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medewerker bank/kassier bank, schadecorrespondent en productiemedewerker textiel, geen kleding, te vervullen. Uitgaande van die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht vastgesteld op 45 tot 55%. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) A. van Netten.
DK