ECLI:NL:CRVB:2007:BB1916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering na hersteld verklaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die tot het faillissement van zijn werkgever in 1998 als tuinbouwmedewerker werkzaam was, had zich op 16 juli 2004 ziek gemeld met buikklachten en klachten aan het rechteronderbeen. Na een medisch onderzoek op 13 april 2005 werd hij per 14 april 2005 hersteld verklaard. Het Uwv weigerde echter verdere uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) per die datum, wat appellant in bezwaar aanvoerde. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij ondanks medicijngebruik nog steeds ernstige knie-, darm- en rugklachten ervaart, waardoor hij niet in staat is om te werken. Hij betoogde dat de belasting van zijn werkzaamheden onvoldoende was onderzocht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts J.C. Kokenberg de werkzaamheden van appellant adequaat had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische onderbouwing van het Uwv. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had geweigerd, omdat er geen objectieve medische oorzaak voor de klachten van appellant was vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier A. van Netten en openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007.