ECLI:NL:CRVB:2007:BB1907

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5276 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor WAZ-uitkering van een zelfstandig binnenschipper met medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een WAZ-uitkering heeft aangevraagd vanwege medische klachten die hem belemmerden in zijn werk als zelfstandig binnenschipper. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 augustus 2007 uitspraak gedaan. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.J.A. Aerts, stelde dat hij door medisch objectiveerbare aandoeningen geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor arbeid had. Het Uwv, dat het bezwaar tegen de afwijzing van de WAZ-uitkering had behandeld, heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de beschikbare medische informatie de claim van de appellant niet ondersteunde. Ondanks de beperkingen die de appellant had, was hij in staat om een deel van zijn eigen werk uit te voeren, waarbij hij nog steeds als binnenschipper werkte, zij het met hulp van een matroos. De Raad concludeerde dat de appellant, met de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies, in staat was om een inkomen te verwerven dat hem geen recht op een WAZ-uitkering gaf.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier A. van Netten, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

05/5276 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 15 juli 2005, 04/745
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.J.A. Aerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2007. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H. van Wijngaarden.
II. OVERWEGINGEN
Appellant was sedert 1 juli 2000 werkzaam als zelfstandig binnenschipper. In oktober 2003 heeft hij een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) aangevraagd omdat hij zijn werkzaamheden wegens pijn- en vermoeidheidsklachten niet meer kon verrichten. Na medisch onderzoek heeft een verzekeringsarts de eerste arbeidsongeschiktheidsdag arbitrair vastgesteld op
1 januari 2001. Hij concludeerde dat appellant als gevolg van bronchitis, fibromyalgie, hypertensie en adipositas beperkingen had en legde die vast in een Functionele Mogelijkheden Lijst. Op basis daarvan selecteerde een arbeidsdeskundige functies uit het Claim Boordelings- en Borgingssysteem en berekende het verlies aan verdiencapaciteit op 0%. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 24 december 2003 geweigerd appellant een WAZ-uitkering toe te kennen. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 28 juni 2004 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat hij vanwege medisch objectiveerbare aandoeningen geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor arbeid heeft.
De Raad volgt dit standpunt niet. De beschikbare medische en andere informatie ondersteunt de claim van appellant niet. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die twijfel doet rijzen aan het oordeel van de (bezwaar)verzekeringsarts. Aannemelijk is dat appellant beperkingen voor arbeid heeft, maar met die beperkingen kan hij, naar hij zelf heeft verklaard, een deel van zijn eigen werk nog uitvoeren. Hij vaart nog als binnenschipper, zij het dat een deel van de werkzaamheden wordt verricht door een matroos.
De Raad is van oordeel dat appellant met zijn beperkingen op de datum in geding in staat moest worden geacht de door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties machinaal metaalbewerker, elektronica monteur, wikkelaar/samensteller en productiemedewerker textiel te verrichten. Met die functies kon appellant een zodanig inkomen verwerven dat hem geen WAZ-uitkering toekwam. De Raad merkt hierbij nog op dat, gelet op de omstandigheid dat het maatgevend inkomen van appellant nihil was, een beoordeling voor de WAZ hoe dan ook niet tot toekenning van een uitkering kon leiden.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) A. van Netten.
JL