ECLI:NL:CRVB:2007:BB1210
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- A.C.W. Ris-van Huussen
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WAZ-uitkering toe te kennen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 27 juli 2007. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J.M. Damen, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar medische beperkingen op 30 november 2002 heeft onderschat. Dit is onderbouwd met een brief van de externe verzekeringsarts A. Bernaert, waarin hij wijst op verdergaande beperkingen dan die door het Uwv zijn vastgesteld, met name op psychisch vlak en in relatie tot de maximale werktijd. Appellante heeft ook een verklaring van haar huisarts overgelegd, waarin wordt gesteld dat haar medische geschiedenis, inclusief een vulvectomie en een belast verleden, heeft geleid tot depressieve klachten.
De Raad heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak overgenomen, aangezien partijen hierover niet van mening verschilden. De Raad oordeelt dat de brief van verzekeringsarts Bernaert onvoldoende onderbouwing biedt voor de aangenomen duurbeperking van maximaal 20 uren per week. De Raad concludeert dat er geen medische redenen zijn waarom appellante de als geschikt geselecteerde functies niet zou kunnen uitoefenen. Ook de stelling van appellante dat zij niet over het vereiste opleidingsniveau beschikt, wordt verworpen. De Raad stelt vast dat de opleidingseisen voor de functies niet hoger zijn dan het niveau dat appellante heeft behaald.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het inleidende beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit van 16 maart 2004 geheel in stand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en A.C.W. Ris-van Huussen als griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juli 2007.