ECLI:NL:CRVB:2007:BB1065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en proceskostenveroordeling in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 maart 2005, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als examinator werkzaam was, meldde zich op 12 september 2001 ziek na een auto-ongeval. Na een periode van revalidatie en een mislukte werkhervatting, werd zij op 24 april 2003 door het Uwv een WAO-uitkering toegekend op basis van een verlies aan verdiencapaciteit van 46,9%. Appellante was het niet eens met dit besluit en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de beroepsgronden van appellante herhaald en verwezen naar een rapport van neuropsycholoog Matser. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep een uitgebreide toelichting heeft gegeven op de functiebelastingen en de overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante. De Raad concludeert dat de geschiktheid van de functies voldoende is aangetoond, maar dat het bestreden besluit vóór 1 juli 2005 is genomen en dat de arbeidskundige onderbouwing pas in de hoger beroepsfase is gegeven. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moet worden, maar dat de rechtsgevolgen in stand blijven.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,- voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 1 augustus 2007, waarbij de Raad ook het griffierecht van € 140,- aan appellante heeft toegewezen. De Raad oordeelt dat de medische informatie en de rapportage van Matser geen aanleiding geven om de beperkingen van appellante op de datum in geding te herzien, en dat de eerdere vaststellingen van het Uwv voldoende zijn onderbouwd.