ECLI:NL:CRVB:2007:BB1061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-uitkering en de geschiktheid van functies voor appellante met fibromyalgie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 16 juni 2004 haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, had zich op 6 maart 2001 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken werd haar een WAO-uitkering geweigerd. Na meerdere ziekmeldingen diende zij op 18 april 2003 opnieuw een aanvraag in voor een WAO-uitkering, die door het Uwv op 26 juni 2003 werd afgewezen. Het Uwv concludeerde dat appellante met haar beperkingen functies kon vervullen die slechts 3,4% minder zouden opleveren dan haar maatmaninkomen.
De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, maar appellante stelde in hoger beroep dat zij door haar klachten niet over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische gegevens beoordeeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellante correct heeft ingeschat. De Raad oordeelde dat de door het Uwv geselecteerde functies geschikt waren voor appellante, ondanks haar eigen inschatting van haar beperkingen. De Raad vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, en veroordeelde het Uwv tot betaling van proceskosten aan appellante.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter Ch. van Voorst en de leden M.S.E. Wulffraat-van Dijk en M.C. Bruning betrokken waren. De beslissing werd op 1 augustus 2007 in het openbaar uitgesproken.