ECLI:NL:CRVB:2007:BB0557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandslening na vaststelling netto-inkomen zelfstandige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam bevestigd, waarbij de bijstandsverlening aan appellante in de vorm van een renteloze geldlening was vastgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van € 7.670,64, dat was vastgesteld op basis van haar netto-inkomen over het jaar 2002. Het College had in een eerdere beslissing het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, maar later het terug te vorderen bedrag verlaagd naar € 6.480,99.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 17 juli 2007 geoordeeld dat het College de relevante wetgeving correct heeft toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de bijstandslening, die was verstrekt ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, terecht was teruggevorderd op basis van de definitieve vaststelling van het netto-inkomen van appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, waaronder het standpunt dat de bijstand ten onrechte was toegekend in de vorm van een renteloze geldlening in plaats van als bedrijfskapitaal.
De Raad concludeert dat het College de terugvordering op een zorgvuldige manier heeft voorbereid en dat de bezwaren van appellante niet aan de orde konden komen, aangezien het besluit van 1 augustus 2002, waartegen geen bezwaar was gemaakt, in rechte vaststaat. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.