ECLI:NL:CRVB:2007:BB0475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de WAO-schatting en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had eerder de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) herzien. De herziening vond plaats op basis van een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid, die door het Uwv was vastgesteld op 15 tot 25% met ingang van 3 juni 2002. Appellant was het niet eens met deze herziening en stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid ten onrechte was onderschat.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2007, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft appellant zijn grief over het maatmanloon ingetrokken en zich geconcentreerd op de medische beoordeling van zijn situatie. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en rapportages van de bezwaarverzekeringsarts, die concludeerden dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de herziening van de uitkering zouden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de aan appellant voorgehouden functies passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv de juiste procedure had gevolgd en de medische beoordeling adequaat was. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en M.C. Bruning en M.C.M. van Laar als leden. De uitspraak vond plaats op 25 juli 2007.