ECLI:NL:CRVB:2007:BB0302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Brand
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in verband met medische klachten
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 12 oktober 2000 haar werkzaamheden als verkoopmedewerkster heeft gestaakt vanwege psychische klachten, later verergerd door hartklachten. Na het verstrijken van de wettelijke wachttijd van 52 weken, ontving appellante een WAO-uitkering, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 6 september 2004 besloten om deze uitkering per 30 november 2003 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft het Uwv een rapport ingediend van de bezwaararbeidsdeskundige, waarin enkele functies als geschikt werden beoordeeld. De rechtbank heeft het besluit van het Uwv in stand gelaten, maar appellante is van mening dat de medische beoordeling onvoldoende is onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de bezwaarverzekeringsarts, die de geschiktheid van de functie van productiemedewerkster in een pluimveeslachterij verdedigde, als onvoldoende weerlegd beschouwd. De Raad oordeelt dat de deskundigheid van de behandelend cardioloog niet adequaat is meegenomen in de beoordeling van de geschiktheid van de functies.
De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet standhoudt en vernietigt de aangevallen uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,-. De Raad bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van appellante moet nemen, waarbij de eerdere beoordeling van de geschiktheid van de functies heroverwogen dient te worden.