ECLI:NL:CRVB:2007:BB0277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het bestreden besluit van het Uwv werd vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. Appellante, die als kleuterleidster werkte, was per 18 januari 2002 uitgevallen met hartklachten en ontving een WAO-uitkering. Het Uwv herzag deze uitkering in januari 2004, waarbij het de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelde op 35 tot 45%. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat haar klachten en beperkingen door het Uwv waren onderschat. In hoger beroep heeft zij grieven van medische aard ingediend, onderbouwd met een schrijven van haar cardioloog, waarin werd gesteld dat zij slechts 2 uur per dag kon werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde over de medische en arbeidskundige aspecten van de beoordeling van appellantes arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de door het Uwv opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst een juiste weergave was van appellantes medische beperkingen. De Raad hechtte geen waarde aan de opvatting van appellantes werkgever over haar gezondheidstoestand, omdat deze niet werd ondersteund door medische gegevens. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.