ECLI:NL:CRVB:2007:BB0210
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en proceskostenveroordeling in hoger beroep
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Grégoire, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 juli 2004, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 25 tot 35%. De zitting vond plaats op 30 maart 2007, maar appellant en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Het Uwv werd vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat de ingediende gronden in hoger beroep niet konden leiden tot vernietiging van het besluit van het Uwv. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad, die aanleiding gaven voor het Uwv om de zaak opnieuw te beoordelen. De bezwaarverzekeringsarts J. Jonker heeft in haar rapportage van 22 februari 2007 de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) beoordeeld en vastgesteld dat appellant op meer aspecten beperkt is dan eerder aangenomen.
De Raad concludeert dat de toekenning van een WAO-uitkering van 80-100% per 10 juni 2006, gebaseerd op een medische rapportage van 21 april 2006, niet afdoet aan de beoordeling van de functionele mogelijkheden van appellant per 6 april 2004. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--, en het Uwv dient het griffierecht van € 140,-- te vergoeden aan appellant.