ECLI:NL:CRVB:2007:BB0036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van onvoldoende medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2005. Appellante, die eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, heeft zich op 29 augustus 2001 ziek gemeld met klachten aan haar handen en polsen. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd haar WAO-uitkering in oktober 2003 ingetrokken, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) oordeelde dat zij weer in staat was haar eigen werk te verrichten. Appellante meldde zich vervolgens opnieuw ziek per 12 augustus 2004, ditmaal met hartklachten en nek- en schouderklachten, terwijl zij op dat moment een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontving.
De verzekeringsarts heeft appellante op 1 december 2004 hersteld verklaard, waarna het Uwv bij besluit van 7 december 2004 meedeelde dat er geen recht meer bestond op ziekengeld. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde appellante dat zij op en na 2 december 2004 wegens ziekte ongeschikt was voor haar werk, met name door psychische klachten en botontkalking. Ze gaf aan dat ze nadere medische informatie wilde aanleveren ter onderbouwing van haar stellingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante geen nadere medische onderbouwing had gepresenteerd. De Raad volgde de overwegingen van bezwaarverzekeringsarts J.H.M. de Brouwer, die concludeerde dat er geen relevante psychopathologie of afwijkingen waren vastgesteld die de ongeschiktheid voor het werk konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante in staat was haar arbeid te verrichten en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.