ECLI:NL:CRVB:2007:BA9993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2007, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant de termijn van zes weken na de bekendmaking van het besluit niet in acht had genomen. Appellant heeft in hoger beroep erkend dat hij te laat was met het indienen van zijn beroep, maar vond het onredelijk dat het Uwv alle tijd heeft om besluiten te nemen, terwijl hij strikt aan de termijn van zes weken gebonden is.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) fatale termijnen kent voor het instellen van bezwaar en (hoger) beroep. Deze termijnen zijn van toepassing op iedereen die door een besluit van een bestuursorgaan in zijn of haar belang is getroffen. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om de uitspraak van de rechtbank te herzien, aangezien appellant niet binnen de voorgeschreven termijn beroep heeft ingesteld en geen redenen heeft aangedragen die de termijnoverschrijding zouden kunnen verontschuldigen. Het hoger beroep wordt dan ook afgewezen.
De Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de zaak wordt afgesloten met de beslissing dat het hoger beroep niet slaagt.