ECLI:NL:CRVB:2007:BA9993

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1025 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2007, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant de termijn van zes weken na de bekendmaking van het besluit niet in acht had genomen. Appellant heeft in hoger beroep erkend dat hij te laat was met het indienen van zijn beroep, maar vond het onredelijk dat het Uwv alle tijd heeft om besluiten te nemen, terwijl hij strikt aan de termijn van zes weken gebonden is.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) fatale termijnen kent voor het instellen van bezwaar en (hoger) beroep. Deze termijnen zijn van toepassing op iedereen die door een besluit van een bestuursorgaan in zijn of haar belang is getroffen. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om de uitspraak van de rechtbank te herzien, aangezien appellant niet binnen de voorgeschreven termijn beroep heeft ingesteld en geen redenen heeft aangedragen die de termijnoverschrijding zouden kunnen verontschuldigen. Het hoger beroep wordt dan ook afgewezen.

De Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de zaak wordt afgesloten met de beslissing dat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

07/1025 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2007, 06/5861 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2007. Appellant is, met kennisgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door G.M.M. Diebels.
II. OVERWEGINGEN
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 27 september 2006 niet-ontvankelijk verklaard, onder de overweging dat appellant bij het indienen van zijn beroep de gestelde termijn van zes weken na bekendmaking van het besluit niet in acht heeft genomen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het door appellant aangevoerde geen reden is om aan te nemen dat appellant bij het indienen van zijn beroepschrift niet in verzuim is geweest.
In hoger beroep heeft appellant toegegeven dat hij eigenlijk te laat was met het indienen van zijn beroep, maar dat hij het onredelijk vindt dat het Uwv alle tijd heeft om besluiten te nemen en hij strikt wordt gehouden aan de termijn van zes weken voor het instellen van beroep.
De Raad overweegt als volgt.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent termijnen, zowel voor het nemen van besluiten als voor het maken van bezwaar en voor het instellen van (hoger) beroep. Als een bestuursorgaan zich niet houdt aan de termijnen voor het nemen van een besluit is in de Awb geregeld wat een belanghebbende in een dergelijke situatie kan doen. De termijnen voor het instellen van bezwaar en (hoger) beroep zijn, in tegenstelling tot de termijnen voor het nemen van besluiten, fatale termijnen. Die termijnen gelden voor iedereen die door een besluit van een bestuursorgaan in zijn of haar belang is getroffen. De Raad heeft in hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht geen aanleiding kunnen vinden om de uitspraak van de rechtbank niet juist te achten. Appellant heeft niet binnen de voorgeschreven termijn beroep ingesteld tegen het besluit van 27 september 2006 en appellant heeft evenmin redenen naar voren gebracht die die termijnoverschrijding zouden kunnen verontschuldigen. Het hoger beroep slaagt niet.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) P. van der Wal.
MK