ECLI:NL:CRVB:2007:BA9151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.P.M. van de Kerkhof
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de vraag naar urenbeperking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv, dat de WAO-uitkering van appellante introk, berustte op een deugdelijke medische grondslag. Appellante was van mening dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen, gezien haar chronische pijnklachten in de handen, polsen, ellebogen en schouders, die als RSI fase III zijn aangemerkt. De verzekeringsarts had geen significante afwijkingen gevonden die de klachten konden verklaren en concludeerde dat er geen medische argumenten waren voor een urenbeperking.
In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven en betwistte het oordeel van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd was en dat de door appellante overgelegde informatie van de behandelend sector niet leidde tot het aannemen van zwaardere beperkingen. De Raad concludeerde dat de werkplek van appellante volledig was aangepast, waardoor zij geschikt was voor haar eigen functie, en dat er geen gegevens waren aangedragen die de conclusie van het Uwv tegenspraken.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met K.J.S. Spaas als voorzitter, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2007.