ECLI:NL:CRVB:2007:BA8317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. Appellante, werkzaam als beveiligingsbeambte, heeft op 14 februari 2002 haar werkzaamheden gestaakt vanwege pijnklachten in de nek en armen. De verzekeringsarts heeft haar belastbaarheid vastgesteld in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en geconcludeerd dat zij geschikt is voor haar eigen maatgevende arbeid. Appellante betwist deze conclusie en stelt dat haar psychische klachten onvoldoende zijn onderzocht. Tijdens de zitting heeft zij aanvullende stukken overgelegd, waaronder rapportages van haar psycholoog en maatschappelijk werker, die haar psychische problemen onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellante niet gesproken of onderzocht, ondanks dat er aanwijzingen waren voor psychische problematiek. De Raad concludeert dat het Uwv onvoldoende aandacht heeft besteed aan de psychische klachten van appellante en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De Raad draagt het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het ook de psychische klachten van appellante in overweging moet nemen.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding, maar de Raad oordeelt dat er op dit moment onvoldoende inzicht is in de schade die zij heeft geleden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,- bedragen, en moet het betaalde griffierecht van € 140,- vergoeden.