ECLI:NL:CRVB:2007:BA8287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over arbeidsongeschiktheid en uitkeringsgrondslag in het kader van de WAZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellant, die per 1 september 1999 als zelfstandig ondernemer was gestart, heeft zijn werkzaamheden gestaakt na een schouderoperatie en een hartstilstand. Hij diende een aanvraag in voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en kreeg een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% toegewezen, maar met een uitkeringsgrondslag van f. 0,00, omdat zijn bedrijf verlies had geleden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv dat appellant na 3 januari 2001 niet minder dan 25% arbeidsongeschikt was geweest, wat leidde tot de huidige procedure.
In hoger beroep betoogde appellant dat hij in 2001 niet langer arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak bevestigd kon worden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De Raad wees op de medische beoordelingen en de informatie in het dossier, waaruit bleek dat appellant, ondanks zijn werkzaamheden in 2001, nog steeds relevante lichamelijke beperkingen had. De Raad stelde vast dat appellant zijn werk naar eigen inzicht kon indelen, maar dat hij in wezen ten koste van zijn eigen gezondheid had gewerkt. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen wijziging in de gezondheidstoestand van appellant was die de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 25% zou moeten stellen. De uitkeringsgrondslag bleef derhalve f. 0,00, ondanks het inkomen dat appellant in 2001 had verdiend.