ECLI:NL:CRVB:2007:BA8270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep met verzoek schadevergoeding en wettelijke rente over WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 april 2005, waarin het verzoek om schadevergoeding en wettelijke rente over de WAO-uitkering werd behandeld. Appellant, die sinds 1982 een WAO-uitkering ontving, had zijn beroep op 13 september 2004 ingetrokken en verzocht om schadevergoeding van het Uwv, naar aanleiding van het verlies van personeelsvoordelen door de beëindiging van zijn dienstverband. De rechtbank oordeelde dat er geen voldoende verband bestond tussen de gestelde schade en het vernietigde besluit van het Uwv, dat leidde tot de verlaging van de WAO-uitkering. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de intrekking van zijn WAO-uitkering direct had geleid tot de beëindiging van zijn dienstverband.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de herziening van de WAO-uitkering en de beëindiging van het dienstverband. De Raad merkte op dat appellant geen schriftelijke stukken had overgelegd die de relatie tussen de herziening van de uitkering en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst konden onderbouwen. Bovendien was het niet vast te stellen dat het dienstverband bij voortzetting van de WAO-uitkering zou zijn doorgegaan, gezien de wettelijke mogelijkheden voor de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen na twee jaar ziekte. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd kon worden.