ECLI:NL:CRVB:2007:BA8047

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3404 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een gedeeltelijke WAZ-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van W. van Driest tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De appellant, die als zelfstandig bloemenhandelaar werkte, had in maart 2003 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Uwv had na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 1 april 2001 lag en dat het verlies aan verdiencapaciteit na de voorgeschreven wachttijd 41,42% bedroeg. Op basis hiervan werd aan appellant een WAZ-uitkering toegekend, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.

Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde in hoger beroep dat hij medisch gezien niet in staat was de aan hem voorgehouden functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. Het medisch onderzoek was zorgvuldig uitgevoerd en er was rekening gehouden met informatie van de huisarts. De Raad benadrukte dat voor de toepassing van de WAZ niet alleen de door de verzekerde ervaren beperkingen van belang zijn, maar dat deze ook objectief medisch vastgesteld moeten worden.

De Raad concludeerde dat appellant geen objectieve medische informatie had gepresenteerd die de rapportages van de verzekeringsartsen in twijfel trok. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, stelde de Raad vast dat de bezwaararbeidsdeskundige enkele Sbc-codes had laten vervallen vanwege ontoelaatbare overschrijdingen en dat de functies op de datum in geding onvoldoende arbeidsplaatsen vertegenwoordigden. De Raad oordeelde dat de belasting in de functies niet leidde tot overschrijding van de belastbaarheid van appellant.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd het Uwv opgedragen het betaalde griffierecht aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juni 2007.

Uitspraak

05/3404 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
W. van Driest, wonende te Haarlem [appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 28 april 2005, 04/1304 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2007. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Steeman.
II. OVERWEGINGEN
Appellant die laatstelijk als zelfstandig bloemenhandelaar 60 uur per week werkte, heeft in maart 2003 een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij het Uwv ingediend. Na medisch en arbeidskundig onderzoek is de eerste arbeidsongeschiktheidsdag bepaald op 1 april 2001 en het verlies aan verdiencapaciteit na de voorgeschreven wachttijd van 52 weken op 41,42%. Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 2 juli 2003 appellant met ingang van 31 maart 2002 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 28 juni 2004 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant het standpunt ingenomen dat hij medisch gezien niet in staat is de aan hem voorgehouden functies te vervullen.
De Raad overweegt als volgt.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in dit geval geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen van appellant. Het medisch onderzoek is zorgvuldig verlopen, de verzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de huisarts en met die informatie is rekening gehouden. En zoals de rechtbank reeds heeft overwogen is voor de toepassing van artikel 2 van de WAZ niet beslissend welke beperkingen een verzekerde stelt te ondervinden, maar moeten die beperkingen een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg zijn van ziekte of gebrek. Appellant heeft in beroep en ook in hoger beroep geen objectieve medische informatie naar voren gebracht op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de juistheid van de rapportages van de verzekeringsartsen.
Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad dat in de bezwaarfase de bezwaararbeidsdeskundige van de oorspronkelijk acht geselecteerde Sbc-codes vier Sbc-codes heeft laten vervallen, deels vanwege een ontoelaatbare overschrijding ten aanzien van werken met veelvuldige deadlines en productiepieken, deels vanwege het feit dat de functies in de Sbc-codes op de datum in geding geen of onvoldoende arbeidsplaatsen vertegenwoordigen. Het mediaanloon van de drie hoogst verlonende functies, afgezet tegen het maatmaninkomen, levert een verlies aan verdiencapaciteit op van 40,0%, waarmee indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45% correspondeert.
De Raad stelt vast dat voorzover sprake is van markeringen in de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag gelegde functies, deze markeringen in afdoende mate zijn toegelicht in een arbeidskundig rapport van 16 april 2007. De belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies leidt dan ook niet tot overschrijding van de belastbaarheid van appellant. Naar aanleiding van de opmerking van appellant ter zitting dat hij niet meer voor een baas kan werken, gelet op het feit dat hij 33 jaar als zelfstandige heeft gewerkt, merkt de Raad op dat anders dan voorheen niet meer ter beoordeling staat of geselecteerde functies wel in billijkheid kunnen worden opgedragen.
Overeenkomstig zijn inmiddels vaste jurisprudentie in arbeidsongeschiktheidszaken waarbij toepassing is gegeven aan het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem, een besluit in geding is dat vóór 1 juli 2005 is genomen en waar pas in de hoger beroepsfase een afdoende toelichting op de geschiktheid voor de functies is gegeven, ziet de Raad aanleiding het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 140,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) J. Verrips.