ECLI:NL:CRVB:2007:BA8047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- J. Verrips
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een gedeeltelijke WAZ-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van W. van Driest tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De appellant, die als zelfstandig bloemenhandelaar werkte, had in maart 2003 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Uwv had na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 1 april 2001 lag en dat het verlies aan verdiencapaciteit na de voorgeschreven wachttijd 41,42% bedroeg. Op basis hiervan werd aan appellant een WAZ-uitkering toegekend, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde in hoger beroep dat hij medisch gezien niet in staat was de aan hem voorgehouden functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. Het medisch onderzoek was zorgvuldig uitgevoerd en er was rekening gehouden met informatie van de huisarts. De Raad benadrukte dat voor de toepassing van de WAZ niet alleen de door de verzekerde ervaren beperkingen van belang zijn, maar dat deze ook objectief medisch vastgesteld moeten worden.
De Raad concludeerde dat appellant geen objectieve medische informatie had gepresenteerd die de rapportages van de verzekeringsartsen in twijfel trok. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, stelde de Raad vast dat de bezwaararbeidsdeskundige enkele Sbc-codes had laten vervallen vanwege ontoelaatbare overschrijdingen en dat de functies op de datum in geding onvoldoende arbeidsplaatsen vertegenwoordigden. De Raad oordeelde dat de belasting in de functies niet leidde tot overschrijding van de belastbaarheid van appellant.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd het Uwv opgedragen het betaalde griffierecht aan appellant te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juni 2007.