ECLI:NL:CRVB:2007:BA7831

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5058 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 juli 2006. De rechtbank had in haar uitspraak een termijn gesteld voor het indienen van het beroepschrift, maar appellante heeft dit niet tijdig gedaan. De Raad had op 23 januari 2007 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend.

Namens appellante heeft J.S.A. Cornelis verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. In het verzetschrift en ter zitting heeft de gemachtigde van appellante betoogd dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd en dat de uitspraak op basis van een poststempel te simpel is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht was, omdat appellante door te wachten met het indienen van het hoger beroep tot het einde van de termijn en door het beroepschrift niet aangetekend te verzenden, een risico heeft genomen dat voor haar rekening komt.

De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om het verzet gegrond te verklaren en heeft het verzet ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier J. Verrips en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

06/5058 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 juli 2006, 04/2154 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv).
Datum uitspraak: 20 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 23 januari 2007 heeft de Raad het namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft J.S.A. Cornelis, wonende te Castricum, namens appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2007. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde
J.S.A. Cornelis. Het Uwv heeft zich - met voorafgaand bericht - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 januari 2007 berust hierop, dat het beroepschrift niet binnen de daartoe in de uitspraak van de rechtbank gestelde termijn is ingediend.
In het verzetschrift en ter zitting heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat een uitspraak op basis van een poststempel wel erg simpel is en dat hij van mening is het beroepschrift tijdig ter post te hebben bezorgd.
De Raad is van oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is geschied. In hetgeen door de gemachtigde van appellante is aangevoerd, is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat haar ter zake van het verzuim redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad overweegt daartoe dat appellante door te wachten met het instellen van het hoger beroep tot het einde van de beroepstermijn en door het beroepschrift niet aangetekend te verzenden, een risico heeft genomen dat voor haar rekening dient te blijven.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) J. Verrips.