ECLI:NL:CRVB:2007:BA7821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R.H.M. Roelofs
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Korting op bijstandsuitkering door verblijf in buitenland en medische redenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten die een uitkering ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten hebben op 27 juni 2005 aangegeven op vakantie te gaan van 4 juli tot en met 15 augustus 2005. Het College heeft toestemming verleend voor verblijf in het buitenland met behoud van uitkering tot 31 juli 2005, maar heeft gewaarschuwd dat bij een langer verblijf geen recht op bijstand bestaat. Na terugkeer op 17 augustus 2005 hebben appellanten verzocht om voortzetting van de bijstand, maar het College heeft geweigerd bijstand te verlenen voor de periode van 1 tot en met 16 augustus 2005 en de bijstand met 20% verlaagd vanaf 1 augustus 2005. Dit besluit is later door het College bevestigd, maar appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het College ongegrond verklaard, maar appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij door medische omstandigheden genoodzaakt waren langer in Marokko te blijven. Ter onderbouwing hebben zij een medische verklaring overgelegd die pas in hoger beroep is ingediend. De Raad voor de Rechtspraak heeft de vraag beoordeeld of het College in deze overmachtsituatie aanleiding had moeten vinden om bijstandsverlening toe te staan op grond van artikel 16 van de WWB.
De Raad oordeelt dat het College onvoldoende heeft gemotiveerd dat appellante niet naar vermogen heeft getracht arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. De Raad vernietigt het besluit van het College voor wat betreft de verlaging van de bijstand en draagt het College op om opnieuw op het bezwaar van appellanten te beslissen. Tevens worden de proceskosten van appellanten vergoed.