ECLI:NL:CRVB:2007:BA7815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de rechtsgevolgen van een WAO-besluit wegens onvoldoende medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard tegen een besluit van 24 juni 2004, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Appellant, die sinds 1987 een WAO-uitkering ontvangt in verband met epilepsieklachten, betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door de arts Pongsiri Banmai was uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische onderbouwing berustte. De Raad constateert dat het onderzoek door Banmai, dat bijna drie jaar oud was ten tijde van de beëindiging van de WAO-uitkering, niet meer geldig was voor de beoordeling van appellants gezondheidstoestand. Appellant had ook kritiek geuit op de wijze waarop het onderzoek was uitgevoerd en had aangedrongen op een onderzoek door een Nederlandse arts. De Raad oordeelt dat het Uwv had moeten zorgen voor een adequaat onderzoek door een (bezwaar)verzekeringsarts, vooral gezien de specifieke problemen die de absences van appellant met zich meebrachten. De Raad concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de motivering van de geselecteerde functies voor appellant tekortschiet. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand blijven. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.