ECLI:NL:CRVB:2007:BA7746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 juni 2006, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft werd ongegrond verklaard. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor bedrijfskapitaal en noodzakelijke kosten van het bestaan, die door het College op 10 januari 2005 werd afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het College verklaarde dit bezwaar op 4 mei 2005 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juni 2007 uitspraak gedaan. De Raad constateerde dat het bezwaarschrift van appellante na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, die eindigde op 22 februari 2005. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had afgezien van een inhoudelijke beoordeling van het geschil, omdat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. Appellante had aangevoerd dat zij pas recent op de hoogte was van de noodzaak om bezwaar te maken en dat zij moeite had met het formuleren van haar bezwaar. De Raad oordeelde echter dat deze redenen niet konden leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding haar niet kon worden tegengeworpen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier A.H. Polderman-Eelderink, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.