ECLI:NL:CRVB:2007:BA7545

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-2287 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van WAO-schatting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 11 juni 2004 zijn besluit gehandhaafd om de eerder aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Appellante heeft in hoger beroep haar eerder naar voren gebrachte grieven herhaald, die onder andere betrekking hebben op het onderschatten van haar klachten van parfum- en inhalatieallergie. Appellante stelt dat zij ernstige hinder ondervindt van geuren, wat leidt tot ernstige beperkingen in haar arbeid. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij verwezen naar een brief van haar behandelend dermatoloog, prof. dr. E. Stolz, d.d. 24 november 2004.

De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen als zorgvuldig en weloverwogen beoordeeld. De conclusies van deze artsen zijn gebaseerd op een gedegen anamnese, onderzoek van appellante en informatie uit de behandelende sector. De bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn heeft in zijn rapportage van 11 mei 2004 afdoende gemotiveerd waarom hij de extreme klachten van appellante niet kan objectiveren. De Raad heeft in hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht onvoldoende aanknopingspunten gezien voor de veronderstelling dat er sprake is van ondeugdelijke medische oordeelsvorming. De medische grondslag van het bestreden besluit is volgens de Raad op goede gronden vastgesteld.

Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de Raad, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin aanleiding gezien om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam en in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier uitgesproken op 15 juni 2007.

Uitspraak

05/2287 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2005, 04/3088 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.G. Lysen-Berkenbosch hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een vraag van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2007, waar appellante met bericht van verhindering niet is verschenen. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door A.W.S. Determan.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 11 juni 2004 (het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 10 december 2003 strekkende tot de intrekking van de eerder aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaande 5 februari 2004, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen tot minder dan 15%.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante zijn in hoger beroep de eerder naar voren gebrachte grieven herhaald, welke -kort samengevat- betreffen het onderschatten van haar klachten van parfum- en inhalatieallergie. Appellante ondervindt ernstige hinder van allerlei geuren, waardoor zij klachten krijgt die leiden tot ernstige beperkingen. Deze beperkingen verhinderen haar arbeid te kunnen verrichten. Ter ondersteuning is verwezen naar de brief van behandelend dermatoloog prof. dr. E. Stolz d.d. 24 november 2004.
De Raad overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de Raad is het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig en weloverwogen geweest. De conclusies van die artsen zijn gebaseerd op de anamnese, onderzoek van appellante en informatie uit de behandelende sector. De Raad stelt in dat kader vast dat de bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn na onderzoek van appellante en op basis van dossieronderzoek en informatie van dermatoloog Stolz in zijn rapportage van 11 mei 2004 afdoende heeft gemotiveerd waarom hij appellantes extreme klachten niet kan objectiveren. In hetgeen in hoger beroep namens appellante naar voren is gebracht, ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor de veronderstelling dat sprake is van een ondeugdelijke medische oordeelsvorming. Vastgesteld kan worden dat de medische grondslag van het bestreden besluit op goede gronden berust.
Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de Raad, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om er van uit te gaan dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
MK