ECLI:NL:CRVB:2007:BA7545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van WAO-schatting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 11 juni 2004 zijn besluit gehandhaafd om de eerder aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Appellante heeft in hoger beroep haar eerder naar voren gebrachte grieven herhaald, die onder andere betrekking hebben op het onderschatten van haar klachten van parfum- en inhalatieallergie. Appellante stelt dat zij ernstige hinder ondervindt van geuren, wat leidt tot ernstige beperkingen in haar arbeid. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij verwezen naar een brief van haar behandelend dermatoloog, prof. dr. E. Stolz, d.d. 24 november 2004.
De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen als zorgvuldig en weloverwogen beoordeeld. De conclusies van deze artsen zijn gebaseerd op een gedegen anamnese, onderzoek van appellante en informatie uit de behandelende sector. De bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn heeft in zijn rapportage van 11 mei 2004 afdoende gemotiveerd waarom hij de extreme klachten van appellante niet kan objectiveren. De Raad heeft in hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht onvoldoende aanknopingspunten gezien voor de veronderstelling dat er sprake is van ondeugdelijke medische oordeelsvorming. De medische grondslag van het bestreden besluit is volgens de Raad op goede gronden vastgesteld.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de Raad, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin aanleiding gezien om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan appellante voorgehouden functies. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam en in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier uitgesproken op 15 juni 2007.