ECLI:NL:CRVB:2007:BA7534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid in het kader van de WAZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 14 januari 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 maart 2004, waarin het Uwv zijn eerdere besluit van 7 oktober 2003 handhaafde om een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) per 31 december 2001 te weigeren. Het Uwv stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% was.
Tijdens de zitting op 4 mei 2007 zijn partijen niet verschenen, ondanks dat zij hiervan op de hoogte waren gesteld. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere grieven en voerde aan dat zij op en na de datum in geding ernstige beperkingen ondervond in haar lichamelijke en psychische belastbaarheid, waardoor zij niet in staat zou zijn om duurzaam arbeid te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen doorslaggevende betekenis hadden. De Raad concludeerde dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de informatie van de behandelende sector adequaat was meegewogen. De Raad vond dat de in hoger beroep geformuleerde grieven niet voldoende objectief-medisch waren onderbouwd. De Raad bevestigde de vastgestelde belastbaarheid en oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in staat was om de in aanmerking genomen arbeid te verrichten. De schatting van de belastbaarheid werd als goed gemotiveerd beschouwd, en de weigering van de WAZ-uitkering werd terecht geacht.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.