ECLI:NL:CRVB:2007:BA7514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4842 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 juli 2005 werd gedaan. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Het hoger beroep richt zich tegen de toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2007 uitspraak gedaan.

Appellant had een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die per 5 november 2003 was verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellant, ondanks zijn beperkingen door ziekte, in staat was om gangbare arbeid te verrichten. De rechtbank had de eerdere beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de uitkering niet werd hersteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd door appellant die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel. De Raad heeft geconcludeerd dat de arbeidskundige rapportage voldoende inzicht biedt in de belastbaarheid van appellant en dat er geen noodzaak was voor overleg tussen arbeidsdeskundige en verzekeringsarts in deze specifieke situatie.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De zaak is behandeld ter zitting op 4 mei 2007, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Severijn. Het Uwv was niet vertegenwoordigd tijdens deze zitting.

Uitspraak

05/4842 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2005, 04/579 (de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. Severijn, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 4 mei 2007. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. Severijn. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 16 januari 2004 in zoverre daarbij is gehandhaafd het besluit tot verlaging per 5 november 2003 van de eerder aan appellant toegekende uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Hieraan ligt ten grondslag dat appellant weliswaar door ziekte of gebrek beperkingen ondervindt tot het verrichten van zijn werk als touringcarchauffeur, maar hierdoor niet was verhinderd tot het verrichten van gangbare arbeid, zodat een loonverlies resteert van ongeveer 41,5%.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen er van in stand gelaten. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen de toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de aangevallen uitspraak is overwogen dat de rechtbank geen aanleiding ziet tot twijfel aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch oordeel. Verder is de rechtbank van oordeel dat hangende het beroep door het Uwv voldoende is toegelicht dat de belasting in de resterende aan appellant als geschikt voorgehouden functies zijn belastbaarheid niet te boven gaat. De rechtbank is daarbij het advies van de door haar geraadpleegde revalidatiearts
prof. dr. H.J. Stam gevolgd.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat berust. Anders dan appellant ziet de Raad in de ter beschikking staande medische gegevens geen aanknopingspunt om af te wijken van het, ook na commentaar van appellant gemotiveerd gehandhaafde, oordeel van de door de rechtbank geraadpleegde deskundige dat appellant in staat is tot het verrichten van arbeid in een werkweek van 40 uur. In hoger beroep zijn door appellant geen nadere geneeskundige gegevens overgelegd.
De rechtbank heeft naar het oordeel van de Raad terecht artikel 8:72, derde lid, van de Awb toegepast nu het door haar geconstateerde motiveringsgebrek in de loop van het beroep is hersteld en de uitkomst van het bestreden besluit door haar juist is bevonden. De arbeidskundige rapportage van 3 mei 2004 maakt voldoende inzichtelijk dat de belasting in de als geschikt gehandhaafde functies de belastbaarheid van appellant niet overtreft. Anders dan appellant blijkbaar veronderstelt, is voor het verkrijgen van die inzichtelijkheid niet steeds overleg tussen arbeidsdeskundige en verzekeringsarts vereist. Of dergelijk overleg is vereist, is afhankelijk van de concrete omstandigheden. In dit geval bestond daarvoor geen aanleiding.
De aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.