ECLI:NL:CRVB:2007:BA7514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 juli 2005 werd gedaan. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Het hoger beroep richt zich tegen de toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2007 uitspraak gedaan.
Appellant had een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die per 5 november 2003 was verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellant, ondanks zijn beperkingen door ziekte, in staat was om gangbare arbeid te verrichten. De rechtbank had de eerdere beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de uitkering niet werd hersteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd door appellant die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel. De Raad heeft geconcludeerd dat de arbeidskundige rapportage voldoende inzicht biedt in de belastbaarheid van appellant en dat er geen noodzaak was voor overleg tussen arbeidsdeskundige en verzekeringsarts in deze specifieke situatie.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De zaak is behandeld ter zitting op 4 mei 2007, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Severijn. Het Uwv was niet vertegenwoordigd tijdens deze zitting.