ECLI:NL:CRVB:2007:BA7441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1795 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 22 februari 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Brouwer, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 4 mei 2004, waarin de verlaging van zijn WAO-uitkering werd gehandhaafd. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv van 4 augustus 2003 bevestigd, dat de arbeidsongeschiktheid van appellant op 25 tot 35% had vastgesteld.

Tijdens de zitting op 4 mei 2007 heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij door rugklachten niet in staat is om de aan hem geduide functies te vervullen. Hij verwees naar een rapport van medisch adviseur D.J. Schakel, waarin vraagtekens werden gezet bij de passendheid van de geduide functies. De Centrale Raad van Beroep heeft echter, net als de rechtbank, geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de medische oordelen die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen. De Raad concludeert dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet overtuigend zijn.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier J.E.M.J. Hetharie, op 15 juni 2007. De Raad heeft vastgesteld dat de geduide functies voldoen aan de eisen van de regelgeving, aangezien er minimaal drie functies zijn die tezamen tenminste dertig arbeidsplaatsen vertegenwoordigen.

Uitspraak

05/1795 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 22 februari 2005, 04/437 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, een vraag van de Raad beantwoord en een nadere arbeidsdeskundig rapport ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2007, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer, voornoemd. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. T.M. Snippe.
II. OVERWEGINGEN
Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 4 mei 2004 (het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 4 augustus 2003 strekkende tot de verlaging per 5 oktober 2003 van de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep zijn de eerder naar voren gebrachte grieven herhaald. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij door zijn rugklachten niet in staat is om de aan hem geduide functies te verrichten en dan met name de functies waarin onvoldoende vertredingsmogelijkheden aanwezig zijn. Ter ondersteuning is verwezen naar de in bezwaar overgelegde rapportage van medisch adviseur D.J. Schakel d.d. 16 januari 2004.
De Raad overweegt als volgt.
Evenals de rechtbank heeft de Raad in de in dit geding beschikbare medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. De Raad stelt in dit kader vast dat de medisch adviseur Schakel in zijn rapportage heeft aangegeven geen commentaar te hebben op de medische en arbeidskundige rapportages, alsmede de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Op grond van het bovenstaande moet worden vastgesteld dat appellants medische beperkingen niet zijn onderschat.
Wat betreft de arbeidskundige aspecten zijn in de aangevallen uitspraak de beroepsgronden, waarbij appellant eiser, en het Uwv verweerder is genoemd, als volgt verworpen:
“Eiser heeft zich ook in beroep beroepen op het rapport van zijn medisch adviseur d.d. 16 januari 2004. Zoals weergegeven onder het kopje “feiten en omstandigheden” zet de adviseur vraagtekens bij de passendheid van de functies van machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122) en de drie reservefuncties, te weten samensteller metaalwaren (sbc-code 264140), productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) en machinebediende kunststofverwerkende industrie (sbc-code 271092).
De bezwaararbeidsdeskundige heeft hierin aanleiding gezien de functiebelastingen van de geduide functies ten aanzien van de aspecten zitten, staan en lopen tijdens het werk te vergelijken met eisers belastbaarheid conform de opgestelde FML. Op basis van dit onderzoek heeft hij geconcludeerd dat de functie van machinaal metaalbewerker voldoende gelegenheid geeft tot vertreden.
De rechtbank is van oordeel dat door de arbeidsdeskundige hiermee inzichtelijk is gemaakt dat er voor eiser in de functie van machinaal metaalbewerker voldoende mogelijkheden bestaan om te vertreden. Met dit onderzoek heeft verweerder de kritiekpunten van de medisch adviseur naar het oordeel van de rechtbank dan ook weerlegd.
Het door de gemachtigde van eiser gestelde ter zitting dat het hier een functie aan een zogenoemde lopende band zou betreffen, zodat vertreden niet tot de mogelijkheden behoort omdat dit het productieproces zou verstoren, treft geen doel. De beide beschrijvingen van de functiebelasting van machinaal metaalbewerker bieden voor deze stelling geen aanknopingspunten.
Met de door verweerder geduide functies wordt voldaan aan de eisen zoals omschreven in de toepasselijke regelgeving nu er sprake is van minimaal drie functies die tezamen tenminste dertig arbeidsplaatsen vertegenwoordigen.”
De Raad onderschrijft eveneens deze overwegingen. Ook in hoger beroep heeft appellant geen argumenten naar voren gebracht die de Raad doen twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische en arbeidskundige oordeel. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.