ECLI:NL:CRVB:2007:BA7306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WAO-uitkering. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. Klinkert, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 19 april 2004, die het bezwaar van appellante tegen een eerdere beslissing van het Uwv ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de arbeidskundige beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid onvoldoende was gemotiveerd en dat het besluit van het Uwv niet zorgvuldig was voorbereid.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het Uwv met een nieuwe beslissing op bezwaar van 14 februari 2007 volledig tegemoet is gekomen aan de grieven van appellante. Hierdoor heeft appellante geen procesbelang meer bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft tevens overwogen dat het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan in het openbaar op 14 juni 2007 door M.M. van der Kade, in aanwezigheid van griffier J.J.B. van der Putten. De Raad heeft bepaald dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 102,- vergoedt. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de rechten van appellanten in het kader van sociale zekerheidsrecht.