ECLI:NL:CRVB:2007:BA7173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- S.R. Bagga
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens vervallen procesbelang
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 17 maart 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking had op een geschil met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Tijdens de procedure hebben beide partijen schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting, waarna het onderzoek is gesloten. De Raad heeft overwogen dat partijen elkaar finale kwijting verlenen met betrekking tot de geschillen, wat betekent dat er geen vergoeding van griffierecht, proceskosten of schadevergoeding zal plaatsvinden. Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad vastgesteld dat er geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het hoger beroep, waardoor het niet-ontvankelijk is verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij M.I. ’t Hooft als voorzitter fungeerde. De Raad heeft in zijn beslissing ook een schikking tussen partijen opgenomen, waarbij CIZ zich heeft verplicht om een indicatie af te geven voor zorg en een vergoeding te betalen voor griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de mogelijkheid van schikking tussen partijen.