ECLI:NL:CRVB:2007:BA7144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 maart 2005. Betrokkene had zich op 17 april 2002 ziek gemeld wegens psychische klachten en na een periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid, heeft appellant haar bij besluit van 6 juni 2003 medegedeeld dat zij geen recht had op een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door appellant op 20 oktober 2003.
In hoger beroep heeft de Raad de conclusies van de deskundige, psychiater B.J. van Eyk, die op 5 oktober 2006 een rapport heeft uitgebracht, als doorslaggevend beschouwd. De deskundige concludeerde dat betrokkene per 16 april 2003 volledig arbeidsongeschikt was. De Raad heeft de argumenten van appellant, die de eerdere conclusies van de deskundige betwistte, niet gevolgd. De Raad oordeelde dat de deskundige zijn oordeel baseerde op een gedegen onderzoek en dat er geen feiten waren die een afwijking van dit oordeel rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond was verklaard. Tevens heeft de Raad appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,-. De Raad heeft vastgesteld dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, aangezien de eerdere beslissing om de WAO-uitkering te weigeren onterecht was.