ECLI:NL:CRVB:2007:BA7138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op ziekengeld in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die in het verleden als operator werkzaam was en tot 18 februari 2003 een WAO-uitkering ontving. Na een wijziging in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, werd betrokkene op 10 juni 2003 ziek gemeld vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet. De verzekeringsarts concludeerde dat betrokkene geschikt was voor de functies die eerder in het kader van de WAO waren vastgesteld, wat leidde tot de beslissing dat hij geen recht had op een Ziektewet-uitkering.
Betrokkene heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en de beslissing van het Uwv vernietigd, waarbij zij zich baseerde op een rapport van een psychiater die betrokkene had onderzocht. De psychiater concludeerde dat betrokkene waarschijnlijk depressief was en niet in staat om de hem voorgehouden werkzaamheden te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de deskundige zijn standpunt had heroverwogen en voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn conclusie.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van betrokkene moet worden veroordeeld, en heeft deze kosten vastgesteld op € 680,10. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van betrokkene en de impact van psychische klachten op de arbeidsongeschiktheid.