ECLI:NL:CRVB:2007:BA7133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-schatting met betrekking tot appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als elektromonteur werkte, viel op 25 juli 1999 uit met nek- en armklachten en ontving vanaf 23 juli 2000 een WAO-uitkering. Na een herbeoordeling in 2003 concludeerde het Uwv dat appellant duurzaam belastbare mogelijkheden had en herzag de uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35%. Appellant was het niet eens met deze herziening en stelde dat hij meer beperkingen had dan door de verzekeringsartsen was aangenomen, zowel fysiek als psychisch. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de beoordeling van de gezondheidstoestand van appellant zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om aan te nemen dat appellant fysiek meer beperkt was dan vastgesteld. De Raad concludeerde dat de psychische beperkingen niet voldoende onderbouwd waren en dat de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit niet adequaat was. De Raad vernietigde het bestreden besluit, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand konden blijven, omdat de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse correct was. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 103,- vergoeden.