ECLI:NL:CRVB:2007:BA7116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als verloskundige werkte, was sinds 9 juni 2001 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uwv kende haar per 10 juni 2002 een WAO-uitkering toe, maar herzag deze per 18 november 2004 naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen en dat er onvoldoende informatie was ingewonnen bij haar behandelende therapeuten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uwv terecht had onderschreven. De Raad stelde vast dat appellante onder behandeling was, maar dat zij zelf geen aanvullende informatie had ingebracht. De Raad vond geen aanleiding om de medische beoordeling van het Uwv onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad oordeelde dat de informatie van de psychiater en de sociaal psycholoog, die in hoger beroep was overgelegd, niet leidde tot andere conclusies. De Raad vond dat de psychiater bevestigde dat de diagnose van de (bezwaar)verzekeringsartsen correct was en dat er geen objectieve aanknopingspunten waren voor zwaardere beperkingen. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om de voorgehouden functies te vervullen, en bevestigde daarmee de herziening van de WAO-uitkering.