ECLI:NL:CRVB:2007:BA7012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die sinds 17 mei 2002 met vermoeidheidsklachten uitviel als management consultant, had eerder een WAO-uitkering gekregen, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Het Uwv had haar bezwaren tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 juni 2007 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 24 april 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij de rechtbank had overwogen dat er geen aanknopingspunten waren om de medische conclusies van het Uwv te betwisten. De rechtbank had vastgesteld dat appellante lichamelijk was onderzocht en dat er informatie was betrokken van verschillende specialisten, zonder dat er aanwijsbare afwijkingen werden gevonden.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet over benutbare mogelijkheden beschikt en dat de actualisering van haar functies niet correct is uitgevoerd. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv overtuigend heeft aangetoond dat de functies op de datum in geding voldoende actueel waren. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen en de rol van het Uwv in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de argumenten van appellante niet kunnen volgen en heeft de eerdere beslissing van de rechtbank onderschreven.