ECLI:NL:CRVB:2007:BA6899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.B.J. van der Ham
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Veluwerand ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds augustus 1993 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur heeft op 22 december 2004 de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 oktober 2004 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 75.864,46 teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat appellante vanaf 1 januari 2000 niet meer op het door haar opgegeven adres woonde en dat zij dit niet had gemeld.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 juni 2005 het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 december 2004 ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting op 3 april 2007 gehouden, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J. Kiela. Het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. P.M. Brands.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante onjuiste informatie heeft verstrekt over haar woonadres, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij niet in aanmerking kwam voor bijstand. De Raad heeft de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche als toereikend beschouwd en heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten rechtmatig waren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.