ECLI:NL:CRVB:2007:BA6722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in WAO-schatting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 mei 2006. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 december 2004, waarin zijn WAO-uitkering per 19 april 2004 was vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Tijdens de zitting op 20 april 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad overwoog dat het Uwv in een later besluit van 1 juni 2006 de WAO-uitkering van appellant had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Raad concludeerde dat appellant geen rechtens te beschermen belang had bij een oordeel over de aangevallen uitspraak, omdat alle door hem ingebrachte gronden in de beoordeling van het besluit van 1 juni 2006 aan de orde konden komen. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, met veroordeling van het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,-- en het griffierecht van € 105,--. De Raad oordeelde dat de gronden van appellant niet voldoende waren om het besluit van het Uwv te vernietigen, en dat de wijze waarop het maatmanloon was vastgesteld niet in strijd was met de geldende regels.