ECLI:NL:CRVB:2007:BA6617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning gedeeltelijke WAO-uitkering en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 1 oktober 2004. Appellant, vertegenwoordigd door mr. H.B.Th. Koekkoek, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 7 november 2003, waarin het Uwv heeft besloten om appellant per 11 november 2002 een WAO-uitkering toe te kennen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 juni 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld als vaststaand aangenomen. De rechtbank had geoordeeld dat de gronden die in beroep waren ingediend niet leidden tot vernietiging van het besluit van het Uwv. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat bij het vaststellen van de beperkingen van appellant onvoldoende rekening is gehouden met zijn gezondheidssituatie. Ook de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, zijn geschikt geacht voor appellant, ondanks zijn klachten.
Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Daarnaast heeft de Raad de vordering van appellant tot schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM beoordeeld. Hoewel de totale duur van de procedure te lang was, was de overschrijding zodanig gering dat er geen plaats was voor schadevergoeding. De vordering van appellant werd dan ook afgewezen.