ECLI:NL:CRVB:2007:BA6599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de WAO-schatting door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 april 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard. Het Uwv had op 17 december 2003 besloten om de aan appellant toegekende WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%, met ingang van 23 juni 2003 ongewijzigd voort te zetten. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A. Goossens, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen, in het bijzonder zijn psychische klachten en fysieke klachten, onvoldoende zijn erkend en dat de geselecteerde functies niet passend zijn.
Tijdens de zitting op 20 april 2007 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door Y.P.J. Derksen. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de stellingen van appellant, die niet met medische stukken waren onderbouwd, afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze grieven niet kunnen slagen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep faalt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2007. De Raad heeft zich ook kunnen vinden in de conclusies van de bezwaararbeidsdeskundigen over de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellant, zoals neergelegd in eerdere rapportages.