ECLI:NL:CRVB:2007:BA6085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de geschiktheid van functies van stikster
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant te herzien ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de functies van stikster aan zijn besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Appellant stelt echter dat hij de functies van stikster niet kan verrichten vanwege de vereiste statische houdingen die in deze functies voorkomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad overweegt dat uit de gedingstukken niet blijkt dat er voldoende rekening is gehouden met de eis van afwisseling van houding in de functies van stikster. Appellant heeft tijdens de procedure bij de rechtbank expliciet gewezen op de problematiek van statische houdingen en de noodzaak van afwisseling. De Raad concludeert dat de toelichting van het Uwv op deze eis onvoldoende inzichtelijk is en dat het besluit van 23 juli 2004 niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant slaagt.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het inleidend beroep gegrond. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, die worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 140,-- aan appellant te vergoeden. De Raad beveelt het Uwv aan om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de Raad.