ECLI:NL:CRVB:2007:BA6014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij CVS en andere medische klachten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die als letselschadejurist werkte, had zich in maart 2001 ziek gemeld vanwege lage rugklachten en het Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een WAO-uitkering toe, maar na een herbeoordeling werd deze uitkering in 2003 ingetrokken. Appellante betwistte de juistheid van deze beslissing en voerde aan dat haar beperkingen door de Uwv waren onderschat.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische informatie die door appellante was overgelegd, niet voldoende was om aan te tonen dat zij niet in staat was om haar eigen werk te verrichten. De Raad volgde de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en de rechtbank, die stelden dat er geen eenduidige medische onderbouwing was voor de beperkingen die appellante ervoer. De Raad concludeerde dat de diagnose van CVS en de daaruit voortvloeiende klachten niet voldoende waren om de arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv op een juiste grondslag berustte.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om een duidelijke medische basis te hebben voor het aannemen van beperkingen. De Raad wees erop dat de enkele diagnose van een somatoforme stoornis niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ziekte of gebrek, en dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit de rechterlijke toets konden doorstaan.