ECLI:NL:CRVB:2007:BA5943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-1568 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na volledige tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 februari 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 mei 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 04-1568 WAO. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) volledig aan de vordering van appellant tegemoetgekomen, met uitzondering van de vergoeding van de in bezwaar gevallen kosten. Dit leidde ertoe dat kort voor de zitting partijen overeenstemming bereikten over de vergoeding van de kosten van het bezwaar.

De zitting vond plaats op 13 april 2007, maar partijen zijn niet verschenen. Aangezien er tussen partijen, behoudens de proceskosten, geen geschil meer resteerde, heeft de Raad geoordeeld dat het belang bij het hoger beroep was komen te vervallen. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft tevens de Uwv veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 644,- voor de procedure bij de rechtbank en € 322,- voor het geding in hoger beroep, wat in totaal € 966,- bedraagt.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter J.W. Schuttel en de leden R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is in tegenwoordigheid van griffier W.R. de Vries uitgesproken in het openbaar op de datum van uitspraak.

Uitspraak

04/1568 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 februari 2004, 03/1156,
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 25 mei 2007
I. OVERWEGINGEN
Namens appellant is door mr. H. den Besten, advocaat te Almere, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Na verdere stukkenwisseling tussen partijen heeft op verzoek van de Raad een orthopedische expertise plaatsgevonden. Met zijn besluit van 16 november 2006 is het Uwv, behoudens de vergoeding van de in bezwaar gevallen kosten, volledig aan de vordering van appellant tegemoet gekomen.
Kort voor de zitting hebben partijen bericht dat alsnog tussen hen overeenstemming is bereikt over de vergoeding van de kosten van het bezwaar. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 13 april 2007. Partijen zijn niet verschenen.
Nu tussen partijen, behoudens de proceskosten, geen geschil meer resteert, is het belang bij het hoger beroep komen te vervallen, zodat dat niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten van het geding, aan de zijde van appellant wegens de hem verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- voor de procedure bij de rechtbank en € 322,- voor het geding in hoger beroep.
II. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten tot een bedrag van € 966,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2007.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) W.R. de Vries.