ECLI:NL:CRVB:2007:BA5686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WAO-uitkering en maatmaninkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 mei 2005, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, die als vloerenlegger werkte en sinds 1985 een WAO-uitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van zijn uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De terugvordering betreft een periode van 1 juni 1998 tot 30 september 2001, waarbij het Uwv stelde dat appellant onterecht uitkering had ontvangen. Appellant betwist de berekening van het maatmaninkomen en de hoogte van het teruggevorderde bedrag, en stelt dat autokosten ten onrechte niet in mindering zijn gebracht op zijn inkomsten.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 mei 2007 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het Uwv het maatmaninkomen correct heeft vastgesteld en dat de autokosten van appellant inderdaad niet in mindering hoeven te worden gebracht. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij K.J.S. Spaas als voorzitter fungeerde. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en overwegingen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige berekening van het maatmaninkomen en de transparantie van het terugvorderingsproces door het Uwv. De Raad concludeert dat appellant niet tekort is gedaan in de terugvordering, aangezien het Uwv een deel van de onterecht betaalde uitkering niet langer terugvordert. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.