ECLI:NL:CRVB:2007:BA5524
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- W.R. de Vries
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 23 november 2004 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had zich per 2 januari 1999 ziek gemeld na een auto-ongeval en ontving vanaf 1 januari 2001 een WAO-uitkering, vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij een verzekeringsarts vaststelde dat appellante met bepaalde beperkingen arbeid kon verrichten, werd haar uitkering per 26 mei 2002 ingetrokken. Appellante voerde aan dat haar beperkingen, vooral op cognitief vlak, waren onderschat en dat er aanleiding was voor een urenbeperking. De rechtbank oordeelde dat het medisch oordeel van het Uwv voldoende onderbouwd was en dat de rapporten van de ingeschakelde artsen onvoldoende steun boden voor de stelling dat appellante meer beperkt zou moeten worden geacht.
In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische basis van het bestreden besluit voldoende deugdelijk was. De rapporten van de artsen Tacke en Van der Zwaag deden hieraan niet af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor het aannemen van een urenbeperking, aangezien de beschikbare medische gegevens dit niet ondersteunden. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit werd als voldoende draagkrachtig beschouwd. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor het toekennen van proceskostenvergoeding.