ECLI:NL:CRVB:2007:BA5467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een gedeeltelijke WAO-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 mei 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.J. Driessen, heeft aangevoerd dat het Uwv de medische beperkingen van hem heeft onderschat en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd voor nader onderzoek naar zijn beperkingen. Tijdens de zitting op 6 april 2007 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar MRI-uitslagen en brieven van zorgverleners die zijn rugklachten documenteren. Appellant verzocht de Raad om een deskundige te benoemen of de zaak aan te houden totdat de uitkomst van een second opinion-onderzoek bekend is.
De Raad overweegt dat de rechtbank voldoende gegevens heeft verzameld uit de onderzoeken van de verzekeringsartsen om tot een afgewogen oordeel te komen. De Raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en heeft geen nieuwe medische informatie ontvangen die de eerdere beoordelingen in twijfel trekt. De psychische klachten van appellant zijn pas later aan de orde gekomen, en de Raad concludeert dat er geen reden is om het onderzoek te heropenen of een deskundige te benoemen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten, en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen.