ECLI:NL:CRVB:2007:BA5443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid en onzorgvuldig onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WW-uitkering te weigeren op grond van verwijtbare werkloosheid. Appellant, die sinds 15 oktober 2002 werkloos was na afloop van een arbeidscontract, had eerder een reïntegratietraject doorlopen. Het Uwv beëindigde zijn uitkering per 28 maart 2005, omdat appellant een aanbod voor een opleiding en stage had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 31 januari 2007 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door een medewerker. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet kon worden gevolgd in haar oordeel. De Raad stelde vast dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar de omstandigheden waaronder appellant de aangeboden arbeid had afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv had moeten aantonen dat er daadwerkelijk sprake was van passende arbeid en dat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid had verkregen.
De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedroegen. De uitspraak werd gedaan op 14 maart 2007.